Panic Room door Theater Utrecht & Daphne Smets

Theater Utrecht & Daphne Smets - Vrijdag 19 april 2024

Interview met regisseur Floor Houwink ten Cate

In de voorstelling Panic Room vat regisseur Floor Houwink ten Cate een actueel moreel vraagstuk in een meeslepend liefdesverhaal. Ze vervlecht het verdriet om één dode dichtbij, met het omgaan met de vele doden die nu vallen, ver weg. We zien een lijfelijk duet tussen Jacob Derwig en Abke Haring, over sterven en afscheid nemen.

Het onderwerp van deze voorstelling had een heel persoonlijke aanleiding. Ongeveer een jaar geleden kregen we te horen dat mijn tweede moeder ongeneeslijk ziek is. Ik werd bruut geconfronteerd met de sterfelijkheid van een dierbare en besefte daardoor hoe ver weg we daar normaal gesproken van blijven. Het is de enige zekerheid die we hebben in het leven – dat we allemaal doodgaan – maar we willen er zo min mogelijk mee bezig zijn en kijken er het liefst van weg.

Ik raakte ervan in paniek dat haar leven en het leven zoals ik het ken nu eerder ging stoppen dan ik had gehoopt of verwacht. Maar dat voelde ook hypocriet. Want op zoveel plekken in de wereld is het een luxe om te kunnen fantaseren over hoe lang je leven gaat duren en hoe maakbaar dat gaat zijn. Daar hoeven mensen niet ruw te worden verstoord zoals ik werd, omdat de dood van dierbaren alomtegenwoordig is. Dus voelde ik gewetenswroeging over mijn angst daarover. Maar tegelijkertijd leef ik met de situatie dat ik iemand ga verliezen met wie ik al mijn hele leven optrek. Dat is gewoon vreselijk.

Hoe heb je die ervaringen vertaald naar een voorstelling?

Ik heb een verhaal geschreven met Esther Duysker samen waarin deze twee vormen van machteloosheid samenkomen. Dus de aanstaande dood van een dierbare, wilden we vervlechten met het moeten omgaan met de doden die nu vallen in oorlogsgebieden. Omdat het net zo goed een keuze is om weg te kijken van wat er gebeurt in die conflictgebieden, als om weg te kijken van de dood in ons eigen leven. Als je die twee met elkaar verbindt, dan kan de vraag opkomen: ‘welk leven is het meeste waard?’. Kun je wanneer je zelf zo’n verlies lijdt, je meer of juist minder verbinden met mensen die dat dagelijks overkomt? Bij mij schuurt dat, omdat zo’n traject met iemand die doodgaat ook iets is waar je in kunt verdrinken en geen plek meer hebt voor andere zaken.

Panic Room is dus niet alleen een voorstelling over ‘het sterven hier’, maar over de mensen die doodgaan ‘daar’ tegelijkertijd en in hoeverre wij daar een verantwoordelijkheid voor dragen omdat we er wel of niet onze ogen voor sluiten. In mijn voorstellingen werk ik vaak met schaal. Ik vergroot dingen die ik onderbelicht vind in de samenleving, terwijl ik grote existentiële crises terugbreng tot een intiemere, meer menselijk maat. In dit geval heb ik deze grote gewetensvraag proberen te vatten in een meeslepend liefdesverhaal. Deze twee mensen hebben compleet tegenovergestelde antwoorden op die morele vraag en dat trekt hen uit elkaar. Zij wil kostte wat kost de verhalen van mensen in oorlog vertellen, hij sluit zich het liefste ervoor af. Niet zonder reden. Maar de vraag is of je je ervoor af kúnt sluiten?

Hoe ziet dat meeslepende liefdesverhaal er precies uit?

Als toeschouwer zie je twee geliefden die elkaar een lange tijd niet hebben gezien en elkaar terugvinden in een huis, in een niemandsland. Zonder te veel weg te geven, kan ik wel vertellen dat zij samen een ongelooflijk verlies hebben geleden. Iets wat nog niet is opgelost en nog altijd tussen hen in staat. Bovendien dringt de tijd en moeten ze samen ergens doorheen voor Het Einde er is. Ze moeten een reis afleggen langs hun geschiedenis en samen naar de plek van dat onbevattelijke verlies gaan. Dat klinkt misschien wat abstract, maar het gaat dus over meer dan alleen iemand op een sterfbed en iemand daarnaast. Je zou het kunnen zien als een flits uit de laatste vijf seconden van iemands leven, uitgerekt tot ruim een uur. Het is een voorstelling die balanceert op de rand tussen leven en dood.

Dat heeft de vorm gekregen van een fysiek en intiem portret tussen twee mensen. Het knettert tussen hen, de liefde spat ervan af, maar tegelijkertijd kunnen ze niet dicht bij elkaar komen omdat ze zo anders in het leven staan. De kern van hun tweespalt is dat zij zich beide in een compleet andere situatie ‘het meest levend’ voelen. Zij moet daarvoor in zo’n conflictgebied zijn, daar waar het gebeurt, waar ze risico loopt en waar een verschil te maken is. Hij in zijn veilige, vertrouwde cocon thuis, met de blik gericht op zijn eigen leven.

Voor deze voorstelling werk je weer samen met (een deel van) het artistieke team van je eerdere voorstelling Sea of Silence. Wat wilde je uit dat project meenemen naar deze voorstelling?

Klopt, die voorstelling smaakte naar meer. Daarin werkte ik ook met Abke Haring – een theatermaker en acteur die ik al jaren bewonder – en heb ik haar leren kennen als een slimme, intuïtieve, gevoelige, fysieke speler. We hebben eenzelfde liefde voor pijnlijke onderwerpen. Met Esther Duysker, de coauteur van Sea of Silence, wilde ik graag samen een stuk schrijven voor de grote zaal waarin onze poëzie en engagement samenkomen. Haar poëtische taal in combinatie met mijn meer concrete teksten, telt prachtig op bij deze personages. En met Jacob Derwig werken maakt voor mij de cirkel rond van mijn theaterleven tot nu toe. Want het was zijn solo – De Zachtmoedige – die hij speelde bij ‘t Barre Land, in de snijzaal van Theater Utrecht, die ervoor zorgde dat ik als tiener besloot: ‘ik ga theater maken’.

De combinatie van Abke en Jacob is fantastisch. Ik noem Abke een soort ‘kolkend heden’ in haar manier van spelen - met een prachtige tekstbehandeling, vertrekkend vanuit het fysieke. Terwijl Jacob vaak vanuit de taal begint. Hij heeft een tekstbegrip dat onovertroffen is en waar ik veel van heb geleerd. Hij kan met heel weinig woorden hele grote emoties communiceren. En hun beider stil spel is prachtig. Tijdens de repetities kwamen we erachter dat Jacob eigenlijk ook een heel fysieke speler is, maar op een andere manier dan Abke. Dat klopt erg bij hun personages, die Esther en ik natuurlijk ook met hen in ons hoofd hebben geschreven.

Ook voor het toneelbeeld werk ik deels met dezelfde makers. Zoals met lichtontwerper Varja Klosse, in wie ik een gelijkgestemde heb gevonden in onze liefde voor grote, gevoelige beelden. De kostuums van Rebekka Wörmann - met wie ik ook al jaren samenwerk - zijn ontworpen vanuit het idee van een ballet – dansers die op leven en dood moeten bewegen, zonder iets om zich aan op te trekken. Het decor van Marloes en Wikke is sober maar treffend voor mij. Het vormt een soort donker vlies van gaas, waardoor de buitenwereld naar binnen kan komen. Het beschermt nog net, maar niet genoeg. Het is als een lichaam. De muziekcomposities van Jimi Zoet zijn juist gemaakt vanuit de fases die je doorloopt als je sterft. Een ware doodstrip. We hebben bijvoorbeeld veel gehad aan het Tibetaans Dodenboek en het stilstaan bij de verschillende overgangen tussen leven en dood die je meemaakt.

Je noemde het stuk al een ‘intiem duet’. Toch staat het in grote zaal van theaters. Waarom past het daar?
Die grote zaal heeft grote onderwerpen nodig die gaan over deze tijd. Voor mij is het daarom van belang dat dit nieuw repertoire is. Iets over deze tijd, dat het publiek uitnodigt tot staying with the trouble. We geven het publiek de mogelijkheid om je hierin anderhalf uur om te wentelen, geraakt te worden maar ook getroost. En juist bij zo’n onderwerp vind ik het cruciaal dat de spelers het ook fysiek beleven. Zodat zij ook iets anders bij de toeschouwer oproepen, dan wanneer die er een essay over lezen, bijvoorbeeld. De dood is niet iets dat je alleen hoofdelijk kunt beleven, omdat het je fysiek overneemt. Je moet je er uiteindelijk aan overgeven en als dat niet lukt, dan is het verzet daartegen vreselijk. Dat kun je alleen fysiek laten zien. Panic Room is een voorstelling waarin we de dood hard en zacht maken tegelijkertijd en het afscheid onvermijdelijk.